Op het het land, in de wei en
in de bossen, op het strand
wil ik mij nu gaan vermeien
met Marije aan m'n hand.
Mijn Marije is zo mollig,
is zo wollig, is zo zacht.
Mijn Marije is zo dollerig
en snollig in de nacht.
Hosja, hup Marije.
Op het water, in de plassen
in de regen, in de wind
wil ik mijn Marije wassen
omdat zij dat lekker vindt.
Ik wil mijn Marije versieren,
ik tooi mijn Marije bont.
Duizend rozen, anjelieren,
duizend kussen op haar mond.
Hosja, hup Marije.
Ik laat mijn Marije hollen
door de golven van de zee.
Daarna door de duinen rollen.
Ach Marije, ik neem je mee.
Mijn Marije in de hei,
in de klei zo moddervet.
Mijn Marije in de wei,
mijn Marije in m'n bed.
Hosja, hup Marije.