Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Voor de VOC.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief
En de dood vaart met ons mee.
De reis is vol gevaren, mijn lief,
Groot is de oceaan.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Heel ver bij jou vandaan.
We varen en varen op de oceaan.
Matrozen die leiden een hondenbestaan.
We sleuren en sjouwen, voor zo weinig poen,
Daar kunnen wij net zes weken mee doen.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Voor de VOC.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief
En de dood vaart met ons mee.
De reis is vol gevaren, mijn lief,
Groot is de oceaan.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Heel ver bij jou vandaan.
Piraten die liggen constant op de loer.
Matrozen zijn vaak kanonnenvoer.
De chirurgijn zaagt onze benen eraf
En menigeen vindt zijn zeemansgraf.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Voor de VOC.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief
En de dood vaart met ons mee.
De reis is vol gevaren, mijn lief,
Groot is de oceaan.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Heel ver bij jou vandaan.
En lijden wij schipbreuk dan is de kans groot
Dat wij zullen sterven de verdrinkingsdood.
Maar wij zijn zo arm, wij moeten wel naar zee,
In de armen gedreven van de VOC.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief, Voor de VOC.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief En de dood vaart met ons mee.
De reis is vol gevaren, mijn lief, Groot is de oceaan.
Ja, ik moet weer gaan varen, mijn lief,
Heel ver bij jou vandaan.